In-het-wild-estafette
Sonja van der Sar
Abbertbos, Dronten
3 maart 2018 – 4 maart 2018
Kou trekt langzaam in je botten en nestelt zich daar om er voor lange tijd niet weg te gaan. Eerst je vingers, tenen en neus, dan de rest. Ik las in mijn SAS Survival Handboek, achteraf – want lezen zat er die avond niet in – dat wanneer je eenmaal te koud bent geworden je ervoor moet zorgen dat je van binnenuit weer warm wordt. Door warme thee te drinken of door de binnenkant van je pols, de plekjes achter je oor of daar waar de huid dun is en je aderen dichtbij, te verwarmen. Zo kan je lichaam de herwonnen warmte rechtstreeks naar je binnenste transporteren. Mocht je ooit in een noodsituatie komen, dan weet je dat nu.
Ik heb bewust de kou opgezocht. Een ‘romantische’ natuurervaring onder de zon in een weelderig groen bos als start van dit experiment lag teveel wat voor de hand. De kilte trotseren leek me een mooie uitdaging. Want wie houdt daar nu van? Ik hou van een behaaglijk warm gestookt huis in de winter en neem liever de auto als het vriest of regent. Ik zoek comfort. Logisch.
Het onverharde pad
Maar er kleeft ook een keerzijde aan mijn zucht naar gerieflijkheid. Ik las het boek ‘Grond’ van Hendrik Jan Bakker. Deze filosoof en journalist omschrijft daarin hoe we lang geleden toen we ons hoofdzakelijk nog per voet of per huifkar verplaatsten op onverharde paden, veel weerstand van de weg ondervonden. Hobbelend en bonkend op de bok reed men over de weg waar iedere kei, tak of kuil gevoeld werd. Ging je te voet, dan keek je zeker goed uit waar je die neerzette om niet te struikelen over takken of in een modderplas te stappen. Oncomfortabel, maar je zag wél iets van de omgeving door het trage tempo en het directe contact met de grond. Bakker stelt dat ‘het land dichterbij is als het pad onverhard is’ en dat ‘de ware betekenis van asfalt ligt in het opheffen dan wel minimaliseren van de weerstand van de grond’. Nu zoeven we in onze auto’s over de snelweg in een mum van tijd van Zwolle naar Amsterdam – dat is heerlijk en het heeft ons economisch en sociaal voorspoed gebracht – maar we missen hierdoor ook contact met het landschap, met de grond, de wind, bomen, bloemen en dieren.
Wat levert het op wanneer je comfort vermijdt en de weerstand opzoekt?
Ik voel me alleen en onwennig zaterdag zo rond zes uur. Ik bevind me op een stoffige houten zolder van een boerenschuur grenzend aan het Abbertbos in Flevoland. Ik heb net mijn eten, een koude pasta, op en ik heb me ingepakt in mijn twee mummieslaapzakken en bivakzak om eens lekker een boek te gaan lezen. Maar mijn lijf is verkleumd en ik blijf sjorren en trekken aan die slaapzakken. Lezen lukt niet want daarvoor moet ik mijn handen uit de slaapzak steken en dan verstijven mijn vingers pijnlijk. Wat moet ik in hemelsnaam doen tot aan mijn slaaptijd? Ik besluit te gaan wandelen in het bos, alles beter dan hier nutteloze uren te liggen koukleumen.
Schemer
Bomen schuren langs elkaar heen door de wind, het bos is stil onder de vrieskou en iedere stap die ik zet wordt gehoord door de bosbewoners. Twee keer vliegt een uil op, krassend. Mijn adem blaast wolkjes en mijn bontmuts heb ik diep over mijn oren getrokken. Midden in het bos staan twee zwarte Frieze paarden een omheinde wei, voorzichtig nader ik de een; hij houdt zijn hoofd zo dicht bij dat van mij dat zijn snorharen mijn wang kietelen en ik zijn warme adem in mijn nek voel. Zo blijven we samen een poosje staan. Later vind ik een plekje aan de bosrand waar ik tussen het hoge riet langs een slootje ga zitten. Ik kijk, luister, net zolang tot het donker diep van kleur wordt.
Terug op zolder in bed omarmt de warmte me alsnog nadat ik me op correcte wijze in mijn mummieslaapzakken heb gesnoerd met alleen nog een ‘raampje’ voor mijn ogen, mond en neus. Ik ben trots op mijn kleine overwinning.
Kerkuiltje
De volgende ochtend kom ik op mijn wandeling een man tegen die net zijn paarden heeft gevoerd, de zwarte Friezen in de wei waarmee ik de avond ervoor wang-aan-wang had gestaan in de vrieskou. Ik vraag hem naar de uilen in dit bos. ‘Bosuilen, ransuilen, steenuilen, ze komen hier allemaal voor’, vertelt hij. ‘Maar wacht, ik zal je wat laten zien.’ Hij opent de achterklep van zijn auto en haalt uit een houten kist een kerkuiltje dat is aangereden.
Comfort kan ook ontstellend saai zijn bedacht ik me deze week. Het voorkomt tegenvallers, maar sluit tegelijkertijd verrassingen uit. Het strijkt glad. Mijn dag en nacht in de kou in de kou leverde ruimte op voor spontane en ongepolijste ervaringen. Niets groots, maar wel bijzonder.